(foto Mike Disfarmer)
Het dorpje Heber Springs, Arkansas, in het zuiden van de
Verenigde Staten heeft een bekende fotograaf voortgebracht. Al heeft hij dat
zelf in zijn tijd niet geweten. Mike Meyer, die zich later Disfarmer ging
noemen, werd pas bekend na zijn dood in 1959.
In de jaren twintig tot vijftig was hij fotograaf. Een
fotograaf van gewone mensen. Zijn portretten geven een prachtig beeld van
Amerika in de Roaring Twenties, de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog.
Jongens in hun uniform, met hun liefje op de foto. Jonge
vrouwen die zich lieten portretteren om hun vriend of man die in dienst moest, een
foto mee te kunnen geven. Kinderen, hele families, rouw, verkering, vrienden en
vriendinnen, examens of verjaardagen...
Disfarmer was een insider, want hij kende de meeste mensen
die op de foto kwamen. Aan de andere kant was hij een ‘loner’, een outsider. Hij
had iets viezigs, was de intellectueel in een regio van doeners en een atheïst.
Kinderen vonden hem eng, als hij verdween onder het grote
doek van zijn camera. Volwassenen moesten vaak lang wachten en kregen soms
zoveel instructies, dat ze niet meer wisten hoe ze moesten kijken, zegt een
vroegere dorpsgenoot in de documentaire die de Avro laatst uitzond in
‘Close-up’. Hij vind niet dat ze lijken op de mensen zoals hij ze kende.
Maar anderen, fotoliefhebbers, zijn gevallen voor de
originele portretten. Zij vinden dat je
mensen ziet ‘zoals ze waren’, met hun zorgen, angsten, bravado of boosheid. 'Psychological
bullets’, noemt de verzamelaar ze. Zo’n indruk maken ze.
Een foto laten maken was een ‘event’. Het kostte 25 cent en
om dat te verdienen moest je doorgaans een uur zwaar werk doen. En nu de
verzamelaars heel veel Disfarmers boven water hebben gekregen, valt te zien dat
hele families terugkwamen. Jaar na jaar, bij heuglijke gebeurtenissen en bij
gezinsuitbreiding. Kennelijk waren ze zelf ook gefacscineerd door de
portretten.
,,Een lach is als een masker’’, zegt de verzamelaar. De
documentaire toont meer iconische portretten van andere beroemde fotografen.
Conclusie: in goede portretten zie je zelden iemand lachen. Dat ze daarmee ook
veel geld opleverden, realiseerde Heber Springs zich pas na 2004, toen de
verzamelaars de regio uitkamden.
Dorpsbewoners verkochten hun foto's en deden goede zaken. Anderen hielden juist vast aan hun 'vintage prints'. 'Ze zijn misschien veel waard, maar mijn herinneringen zijn me nog dierbaarder.'